Over daken en kale bomenwoud
giert, valt en springt een zwervende wind,
als een dartel, onbesuisd dansend kind,
ontmoet tenslotte geur, die hem vasthoudt.

De luchtstroom slingert zich sierlijk maar koud
om een schoorsteen, aarzelt even, duikt gezwind
de pijp in, hitte tegemoet, en vindt
vast verblijf, dat hij met zijn adem opbouwt.

De keuken van 't Olterterper spijshuis
toont kookunst vol aangewaaide bossmaak;
ovens gloeien bij stervend takkengeruis.

Knusse Kerst, omhuld door klinkende zaak,
treft hier elke winter veilig tehuis
van zacht aansluipende, vertellende Vaak.