Toen ik klein was
zat ik op jouw schoot
vertelde je verhaaltjes
van een reus oneindig groot
die ooit een draak
met zeven koppen had gedood
van kaboutertjes knap en klein
die alle werkjes opknapten
in ’t geheim
van wondermooie feeën
en elfjes vederlicht en zacht
en alleen kwamen in je dromen
bij een sterrennacht…
 
Toen gaf je mij een kruisje
en een zoentje op mijn wang
slaap wel, lieve schat
en wees deze nacht niet bang.
zo ging dat iedere avond…
 
Tot ik plots stond voor haar graf
terugdacht aan de mooie verhaaltjes
die ze mij voorlas
spijtig dat ze niet langer had kunnen leven
ging ik nu zelf verhaaltjes
voor haar lezen
en ze zou zien
hoe groot en flink
ik was geworden
en zo ze nog eens ziek was
zou ik heel goed
voor haar kunnen zorgen.