Zwaar ademt de Lange Beek
langs het oude schoolgebouw,
zinderende zon accentueert schots
en scheef liggende klinkers,
een knetterende Kever scheurt in't
voorbijgaan de geladen stilte aan stukken,
het noodgebouw kraakt in haar spanten
als warmte langszij cumuleert.

Binnen zitten scholieren
gebogen over Franse taal
en letterkunde,
vlagerig zonlicht verspreidt zich
via het bovenlicht naar binnen,
de docent in zijn onmiskenbaar timbre
fraseert voortvarend uit Marcel Proust:
'á la recherche du temps perdu
du coté de chez Swann'.

In de zich aandienende zonnewende
hult het gebouwmassief zichzelf in 
zware slagschaduw,
zich voorbereidend op de uittocht
van't uitgelaten scholierenvolk,
de dikke linde op het schoolplein achter
schudt in zomerbries neerbuigend
zijn bloesempracht,
hij heeft genoeg aan wel en wêe gezien.

Op zoek naar de verloren gewaande tijd
betasten mijn handen het gietijzeren hek,
waar ooit schaterlach en kwinkslag
nu nog slechts weerkaatsen 
als echo's in voltooid verleden tijd,
hoog boven ronkt een vliegtuig over
en in de verte klinkt het carillon,
één ding is zeker:
niet de tijd
maar jij en ik gaan voorbij
totdat Hij komt.