Soms mag het druk beramende heden
zichzelf verliezen, afwachten  _  lui en loom,
is dan toeven onder een pruimenboom
vol zoete vruchten; schaduw koelt tevreden.

Binnen de wortels huist het verleden,
verschijnt telkens als een springbron van stoom:
door het lover ruist een natte luchtstroom,
herinnert aan eens genoten, geleden...

Verfijnde waterdamp doordringt het fruit,
hernieuwt klein kleven tussen schil en pit,
speelt vrij, bescheiden, voor genezend kruid.

De sappige bollen hangen zwaar, toch fit,
roepen opgewekt bemoedigend: "Vooruit,
aanvaard de onvoorspelbare toekomstrit!"