De theepot, zomaar gevallen,
de stukken liggen op de grond.
De druppels in wel honderdtallen
liggen erbij, de keuken rond.

Een man, gevallen van zijn fiets,
kijkt angstig, pijnlijk, om zich heen.
De mensen komen uit het niets,
gebroken is zijn rechterbeen.

Vallen, het kan je steeds bezeren,
’t gaat niet voorbij, al komt het goed.
Voorzichtig zijn en je verweren
zodat je hart en ziel niet bloedt.

Maar als je valt in 't somber lot,
is er een hand, die is van God.