Hoog boven gindse blauwe lucht,
daar vinden wij elkaar.
Wij, vrije vogels van de Heer
een wondergrote schaar.
Met adelaarsvleugels stijgen we op
hoog  boven ’t firmament.
Veel hoger dan der bergen top
en ’t zenit – onbegrensd!
 
Daar, waar geen vijand ons belaagt
ontmoeten wij de Heer,
die God, die onze lasten draagt,
ontfermend, trouw en teer.
Zo saamgevoegd om één te zijn,
waar niets ons scheiden doet,
bezingen wij met groot en klein
de kracht van Jezus’ bloed.
 
De hemel is vol zaligheid.
Daar ’s vrede, o zo wijd,
door Jezus Christus toebereid:
Zijn lijden en Zijn strijd.
De zuurstof van Gods Koninkrijk
is liefde, puur en rein.
En als ik in Zijn ogen kijk,
wil ik bij Jezus zijn!
 
Hoe voelt ons hart hier vederlicht
het ademt frank en vrij:
Zó eensgezind en doelgericht
zó stijgend, zij aan zij.
En feilloos in dit heils tafereel
neemt elk zijn plekje in,
in ’t groots geheel van ’t goddelijk Veel
van einde en begin.