in de kerstnacht is er al jarenlang
trompetgeschal en feestgezang
je komt de muzikanten en zangers tegen
in weer en wind, in sneeuw en regen

de oude man stopt zijn vingers in de oren
geen woord wil hij er over horen
dat gezeur over God en vrede op aarde
dat heeft vandaag toch geen enkele waarde

kijk maar naar de beelden op tv
oorlog, terreur, rampen, nee,
die beloofde vrede waarover ze zingen
en al die mooie hemelse dingen

het klopt niet met de werkelijkheid
toch geven de deuntjes daarbuiten tegelijkertijd
een warm gevoel, een herinnering
aan vroeger toen hij nog naar de kerk ging

hij gluurt door de gordijnen- half dicht
naar de bonte ’engelen’ in het straatlicht
ineens ziet hij een hand die naar hem zwaait
hij schrikt en denkt: ‘welverdraaid’

hij voelt zich betrapt als een ondeugend kind
dat stiekem iets lekkers in de snoep-pot vindt
even later klinkt het geluid van zijn deurbel,
boos doet hij open, wat denken ze wel!

een jonge blozende vrouw vraagt: ‘Hoe-is-tie,
kent u me nog? ik ben Christie’.
aan de grond genageld blijft hij staan
en kijkt een verregende engel aan

kind van zijn kind, jaren niet gesproken
door onbenulligheid het contact verbroken
iets breekt in hem, hij laat haar binnen
en weet niet goed waar te beginnen

het meisje drukt een zoen op zijn wang
het koor zingt even verderop in de gang
van het kind dat kwam in die stille nacht
de oude man zegt: ‘wie had dit ooit verwacht?’
samen huilen ze om de vrede die hen samen bracht