Ik zal de Heere prijzen.
Hem loven in mijn lied.
Hem altijd eer bewijzen,
daar Hij naar mij omziet.
Hallelujah zal ‘k zingen
zolang ‘k op aard besta.
Voor al Zijn zegeningen
prijs ik Hem voor en na.

Waarom zou ik vertrouwen
op hen die machtig zijn?
Zij kunnen nooit verhind’ren
mijn wanhoop of mijn pijn.
‘k Zal Jacobs God vertrouwen;
de Heer, die alles schiep.
Niets zal mij dan benauwen.
Hij redt mij vóór ik riep.

Hij voedt, die honger lijden.
En die gevangen zijn,
zal Hij op tijd bevrijden.
Wie krom loopt van de pijn
of  blind gaat door dit leven,
een vreemdeling is of wees,
die God wil alles geven –
genezing, brood en vlees.

Mijn koning blijft de Heere
voor eeuwig en altijd.
‘k Zing daarom tot Zijn ere
standvastig en verblijd.
Hallelujah zal ‘k zingen,
zolang ‘k op aard besta.
Voor al Zijn zegeningen
prijs ik Hem voor en na.


(Dit lied is naar aanleiding van Psalm 146 en te zingen op de wijs van Gezang 1 uit de Hervormde bundel van 1938)