In de stilte  zend ik wachtend
mijn gebeden op tot God,
dat Hij al mijn leed verzachtend,
omziet naar mijn droevig lot,
dat 'k het leven mag ervaren
als het water uit de bron,
dat Hij mij ook wil bewaren
zoals Hij met ons begon.

Hij wil m' in mijn stilte horen,
mij nabij zijn in mijn hart.
'k Mag Hem altijd toebehoren,
niet meer in mijzelf verward.
Daarom mag ik even zwijgen,
luist'ren naar wat Hij mij zegt:
'Kind, je bent aan Mij zo eigen,
'k heb Mijn arm om jou gelegd'. 

melodie gezang 263 liedboek 1973