de weg lag nog wazig voor hun ogen
ze hadden zo oprecht  in Hem geloofd
voelden zich ontredderd en verloren
had Hij Israël niet de redding beloofd

al  piekerend gingen zij hun weg verder
en merkten niet eens de Vreemdeling
die achter hen bleef de waakzame Herder
Hij hoorde alleen hun verdriet en twijfeling

‘ Wisten ze niet dat dit lijden moest gebeuren
voor ze de schriften  zouden zien opengaan’
toen Hij zich plots van hen wou afscheuren
zagen zij dat de Vreemdeling wilde doorgaan

de avond viel en ze vroegen Hem hun gast te zijn
terwijl Hij aan tafel aanlag en het brood de zegen gaf
lag op zijn gelaat en handen een verheerlijkte schijn
Hij was waarlijk de Opgestane uit het graf