Gezongen op;   “Wat de toekomst brengen moge” 
Wijs;  “The Rose”.

Bij een mijlpaal aan gekomen,
Staan wij hier nu met elkaar.
Laat Hèm dan de dank toekomen!
U werd vijf,- en zeev’ntig (75) jaar.
’t Was de Heere, Die u leidde
en uw hele leven droeg.
Die u telkens weer verblijdde,
Ook zelfs vóór u erom vroeg!

Dank u voor uw trouwe zorgen,
telkens weer aan ons besteed;
’s avonds, ’s nachts, of in de morgen.
Al bezorgden w’u ook leed.
Uw gebeden, lieve moeder,
neergelegd voor Zijne troon.
Wijzen ons naar dè Behoeder,
Hij geeft redding door Zijn Zoon!

Zijn er dan nog vele vragen?
Zien wij soms de uitkomst niet?
Laten wij toch ook najagen,
’t geen de wereld ons niet biedt!
Want hoelang is ’t ons gegeven,
om nog samen voort te gaan?
Enk’len riep Hij al uit ’t leven!
Die zijn ons al voorgegaan.
 
Kwamen stormen in het leven,
was het schip in grote nood?
Dan wou Hij u niet begeven.
En toond’ Hij; “Mijn trouw is groot!”
Als uw geloof soms moge wank’len,
blijft Zijn trouw u steeds nabij.
Dat ook w
íj ons schip verank’ren.
En in Hem geborgen zijn!

Laten wij de Heere prijzen,
om Zijn grote wonderdaan.
Hij wil ons Zijn gunst bewijzen,
zal ons altijd gadeslaan.
Mocht Zijn trouw toch eeuwig blijken,
aan een ieder, dag en nacht;
Zijn gena niet van ons wijken,
van geslachte tot geslacht!