Een oude wijsheid luidt:
“Als je alleen op weg gaat,
ga je sneller, maar als je sámen
onderweg bent, dan kom je verder.”
 
Samen op pad, kies je reisgenoten
zorgvuldig uit, maar neem mensen mee
die alleen aan zwarte kant van de weg staan.
 
Bij sámen hoort niet alleen, niet eenzaam.
Samengaan is samenkomen, gemeenzaam,
gemeenschappelijk alsmede maatschappelijk.
 
Mensen sámen, met God in hun midden,
mensen die Hem loven, danken, aanbidden,
mensen die Hem om wijsheid en inzicht vragen,
als het moet gezamenlijk hun zware lasten dragen.
 
Met God ga je ook in je eentje nooit alleen,
"Vaya con Dios": Hij is altijd om je heen,
Hij gaat voor, achter, naast je, omringt,
zodat je ook in beangstigend duister
stilletjes jouw dank tot Hem zingt.
 
In het donker bos met vader zong ik:
“We zijn voor de wilde dieren niet bang”,
dat ik Abba dat toe zou zingen wist Hij allang.
 
Abba Vader, Hem behoren we toe,
Hij zal het geknakte riet niet breken,
maar Hij dráágt, al ben jij nóg zo moe.
 
Num. 6:24-26; Jes. 42:3; Fil. 4: 6-7; 1 Thes. 5:16-18
Lied: Abba, Vader, U alleen … ; “Samen op weg kerken”
 
23.10.’22 n.a.v. een die dag beluisterde overdenking, waarin o.a. het gezegde voorkwam.
{jcomments on}