Ik ben een kleuter, wacht verkleumd op de trein.
Ik sta met mijn tantes op een perron.
Ik zie de roestige rails en alles aan de overkant.
Ik zie het slachthuis, ook een man en een koe.
 
Ik sta met mijn tantes op een perron.
Ik wil geen afscheid nemen, niet naar huis.
Ik zie het slachthuis, ook een man en een koe.
Verdriet om wat eindigt grijpt me naar de keel.
 
Ik wil geen afscheid nemen, niet naar huis.
Zoveel plezier en liefde stopt weer te lang.
Verdriet om wat eindigt grijpt me naar de keel.
Inwendig verzet ik me net zo hevig als de koe.
 
Zoveel plezier en liefde stopt weer te lang.
Afscheid nemen voelt als een beetje doodgaan.
Inwendig verzet ik me net zo hevig als de koe.
Net als de koe niet met die man, wil ik niet mee.
 
Afscheid nemen is een beetje doodgaan.
Ik zie de roestige rails en alles aan de overkant.
Net als de koe niet met die man, wil ik niet mee.
Ik ben een kleuter, wacht verkleumd op de trein.

Mijn kindergebedje was:
"Lieve Heertje, ga mee met die koe en met mij."
 
N.a.v. een reportage op 10.10.’22 over het oude slachthuis te Amsterdam