Een dorpsmeisje in een bezet land, 
een maagd, begenadigd, gezegend, 
baarde Gods zoon. 
God werd mens in haar schoot. 
Een jonge vrouw die moest vluchten,
een moeder die haar zoon los moest laten, 
een vrouw waar God oog voor had, 
een dienares, draagster van onze geschiedenis, 
geloofde, vertrouwde. 
Zij die ons ook nu nog draagt. 

Deze sterke, gezegende vrouw onder alle vrouwen. 
Deze zuivere bloem. 
Deze roos zonder doornen. 
Deze lichtblauwe bloem in het koren. 
Bewaarde alle woorden in haar hart. 
Zij geloofde het ongelofelijke. 
Wit van onschuld. 
Icoon van genade.
Voorbeeldige vrouw. 

We kunnen niet zonder deze vrouwelijke stem. 
Zoveel liefde, zoveel vertrouwen. 
Deze moeder van Jezus.
Deze moeder voor álle gelovigen.