Daar staat ze met haar mooie lach
genietend van de bloemen
tulpen die net opengaan
bijtjes die weer zoemen.

Daar staat ze met haar mooie lach
en met haar kleine vinger
wijst ze naar de mooiste bloem
ze kan zich niet bedwingen.

Vrolijk stapt ze over ‘t gras
en loopt door stekelbosjes
rukt dan aan die mooie tulp
ik zie haar rode blosjes.

Ik ga erheen en pak haar hand
ik zeg laat lekker groeien
dan kunnen wij nog dagenlang
de tulp zien openbloeien.

Jouw God heeft het zó mooi gemaakt
ze kijkt en knikt beamend
alles vindt zij schitterend
en dagelijks gaan wij samen.

Wij kijken naar de narcissen
de tulpen, blauwe druiven
madeliefjes overal
wij lopen langs, zij wuiven.

Wonderschoon, ontzettend mooi
het is niet te bevatten
en toch heeft Hij het écht gemaakt
en Hij blijft het omvatten.