Dichtbij zijn je ogen
woorden zijn ver weg.
Tranen dwarrelen als
sneeuwkristallen over
jouw gezicht naar benee.

Aan de overkant wacht jij
jouw bestaan stopt daar
onderbroken door een oase
jij aan die kant en ik hier
de storm in mijn hart gaat liggen
als jij van veraf mijn lippen kust.

Dunne draden als houvast
gesponnen door jouw haren
en nog is de afstand te groot.
Ik vouw mijn handen en jij
doet hetzelfde bij de oase
onze woorden raken elkaar
in de ruimte tussen ons.

God ziet en hoort de woorden
en Hij zorgt voor een brug
waar wij elkaar tegemoet
lopen, zonder te beseffen
van het gevaar dat wij lopen
maar het geloof in onze Heiland
geeft ons de moed en de kracht
om deze weg af te leggen.