We trekken door ons mooie land,
een streek van bloemen, zee en strand,
met duinen, bossen tegelijk,
Wat zijn wij in ons landje rijk.

We rijden, fietsten, lopen veel,
bezichtigen haast elk kasteel,
gebouwen, kerken zeer in trek,
aan monumenten geen gebrek.

Vakantie is een ruim begrip,
we spoeden ons van trip naar trip,
geen tijd meer over voor wat rust.
Zijn wij ons daarvan wel bewust?

Vacant zijn is toch: zónder werk?
Zo’n periode maakt ons sterk.
Ook Gód gunt ons zo’n stille tijd,
juist Hij heeft ons die rust bereid.

Hij zegt ons in Zijn dierbaar Woord:
“Kom hier en rust wat in dit oord, 
want wáre rust vindt u in Mij, 
daarmee bent u pas waarlijk vrij”.

Markus 6:31 – Johannes 8:36
Galaten 5:1 - Hebreeën  4:9