Natuur is puur
maar mensenogen
vertalen hun waarneming
van het vrije rijke vogelleven
niet naar elkaar de ruimte geven,
vanuit gebrek om ernaar te streven
hun ego af te stemmen op mededogen.
 
Vogels zingen, kwinkeleren,
kwetteren in onderling bepalen
waar de andere soorten verblijven,
waar hun partners en familieleden zijn.
 
Per soort en individueel
zetten ze zingend bakens uit,
grenzen, ongezien door mensen,
bepalen zowel afstand als nabijheid
tussen alle andere dieren en onderling,
hun plekken tot foerageren op elk terrein,
met opwekkend, vrij en blij klinkend geluid.
 
Hun plaatsbepaling
is zelden schermutseling.
Ménsen zien het als gevecht:
in hun oren klinkt het vogelgeluid
als een felle krijsende oorlogskreet,
maar strijd wordt vreedzaam beslecht.
 
Elke soort herkent in de ander
hun zelfde vogelwensen.
Zo zijn ze voorbeeld
voor de mensen.
 
Weet, die ander is de Ander
en Hij legde in Zijn Schepping
voor open harten lessen ter lering:
ga als vogel je levensweg bewandelen,
ontdek de wensen van jouw medemensen
en ga ze zoals jij dat zou willen behandelen.
 
Mat. 7:12 Bewerking van een deel uit een ander gedicht, dat ik 17 mei 2015 schreef.