De oude man fietste door weer en wind
niets hield hem tegen van zijn werk.
Van beroep was hij timmerman.
Hij kluste veel voor anderen en kerk.

Bij de kerk van zijn gemeente
kwam je hem regelmatig tegen.
Een stoeptegel hier, een plankje daar.
Zijn werk was altijd heel gedegen.

Alles moest er netjes uitzien.
Onderhoud aan een gebouw is nooit klaar.
Er is altijd wel weer wat te doen.
Materiaal scharrelde hij soms bij elkaar.

Hij had een groot eerlijkheidsgevoel.
Zwart werken was er niet bij.
Hij deed de klus en daarmee klaar
een ander helpen maakte hem blij.

Deze oude man was zeer rijk omdat
hij tevreden was met wat hij bezat.
Daarbij was hij attent voor een ander
en iemand die de blijde Boodschap had.

Nu is hij vredig ingeslapen.
Hij rust in het overtuigend geloof
dat zijn Verlosser wederkomt
zoals Hij, bij Zijn hemelvaart, heeft beloofd.