De levensvlam in ons geplaatst,
zal God eens in Zijn handen dragen
En voeren tot het eeuwig licht,
om daar te zijn ten eeuw’ge dagen.
Zij zal niet doven blijft bestaan,
geplaatst op ’s hemels kandelaren.
Om van de aarde terug te gaan,
naar ’t oord waar God haar zal bewaren.


Eens in de kring der kandelaren,
zien wij dan vonkend ’t eeuwig licht.
Wat schitteren doet ons laat ervaren,
tot heil door Gods hand opgericht.
Reeds in dit leven laat Hij weten,
aan ons Zijn plan op liefd’ gestoeld.
Weet dan God zal ons niet vergeten,
toont ’t doel in liefd’ voor ons bedoeld.


Gods eeuwigheid zal ons omvatten,
Zijn woord bereidt ons daarop voor.
Al kunnen wij ’t nog niet bevatten,
toch gaan wij eens haar poorten door.
Het licht dat rondom Gods altaren,
ons toe straalt en ons warm onthaalt.
Zal ons in eeuwigheid bewaren,
als onze ziel wordt opgehaald.
Justus A. van Tricht