Het dagelijks haasten en jagen.
Het zoeken naar ruimte in tijd.
Steeds het onmogelijke vragen.
Het is allemaal gewijd,
aan aardse tijd

Een eigen status vergaren.
Zonder vraag  waaraan een ander lijdt.
Gewoon gebukt onder 'navelstaren'.
Het is allemaal gewijd,
aan aardse tijd.

Voor eigen geluk en eigen waarde.
Met elk gevoel voor mededogen in strijd.
Een vooruitgang die geen zorgen baarde.
Het is allemaal gewijd,
aan aardse tijd.

Niet zoeken of kijken naar naasten.
Voor aandacht aan mensen geen tijd.
Alleen een slopend haasten.
En liefde die slechts slijt,
in aardse tijd.

Totdat de tijd ten eind gaat raken.
Geen ruimte meer is voor aardse zekerheid.
Dan gaan wij alles met andere ogen bekijken.
Dán is de tijd,
aan Gods ééuwigheid gewijd.