Laat mij thuiskomen,
van vermoeide aardse reis,
geef mij hoopvolle dromen,
die ik droomde menselijkerwijs.

Leer mij verlangend uitzien,
naar die nieuwe morgen,
en U mijn God U hulde bien,
wakker worden zonder zorgen.

Roep mij weer tot leven,
in Uw hemels paradijs,
wil mijn zonden nog vergeven,
laat mij binnen in Uw paleis.

Dat ik zingend aan de glazen zee,
de thuiskomst moge vieren,
de heil ’ge engelen zingen mee,
het eeuwige leven zegenvieren.