In de diepste lagen van mijn hart,
ligt nog iets verborgen wat mij zo verwart.
Jarenlang bijeen vergaderd,
dagen achtereen niet benaderd.
Bij het oppakken doet het pijn,
bij het laten liggen kan geen genezing zijn.
Is er troost bij tranen op mijn gezicht?
En na 'n eind'loos donk're tunnel licht?

Diepste gevoelens zijn aangetast,
waarbij ik mijn leven heb aangepast.
'n 'Vrolijke lach' een vriendelijk woord
in 't huilend hart de wond niet aangeboord.
Sterk zijn voor die ander die je nodig heeft,
terwijl je eigen gemoed het begeeft.
Pijn in lichaam en geest, die zijn verbonden,
maakt traag genezende wonden,
het ene heeft weerslag op het ander,
de energie raakt op als 'n snelbrander.

Verwarde gedachten schreeuwen om de eerste aandacht,
terwijl het leven al zoveel tegelijk verwacht.
Is er nieuwe moed en nieuwe kracht,
nu ik ga door deze donk're nacht,
waarin de sterren en de maan,
zelfs achter wolken schuilgaan?
Onder Zijn vleugels, in die schaduw,
mag ik schuilen, al is 't leven ruw.

Mag ik huilen als een kind,
dat troost bij z'n moeder vindt.
Al begrijp ik soms geen biet,
van wat Hij in mijn leven toeliet.
Niet mijn eigen kracht, niet mijn eigen sterkte,
want dat is wat tot nu toe niet werkte.
Dus zonder licht, maar aan Zijn hand,
is de veiligste weg naar 't onbekende land.

Bovenstaand gedicht is geschreven voor mijn vriendin. 
Omdat ik het gevoel had dat zij zich zo voelde. 
Ondanks dat ze niet Christelijk is wilde ik erin verwerken waar nu echt troost in de levensstorm te vinden is.
Het gedicht had haar diep geraakt, omdat ze bijna niet kon begrijpen dat ik haar gevoelens zo goed onder woorden had weten te brengen.