Als kind op Vaders schoot.
Veilig met gebalde vuisten.
Want in een klein hart huist er
angst om lijden en om dood.

Onmachtig timmeren op de borst.
Boosheid moet worden begrepen.
Liefde moet worden gegrepen
in een onbeschrijfelijke dorst
naar veiligheid en vrede.

Het is een machteloze bede
om de orde die alles verklaren kan.

Om dan, als kind op Vader's schoot
- waar eerst de vuisten zich nog ballen -
in een vertrouwde slaap te vallen.
Er is een leven voor de dood.

Toen ongeveer vijftien jaar geleden mijn vierjarig neefje stikte in een klein stukje plastic dat hij aanzag voor een dropje, heb ik voor het eerst een zware geloofsstrijd meegemaakt rond de vraag 'Is God wel zo goed als Hij zegt dat Hij is?' Kinderen die sterven, sterven altijd te vroeg. Dat voelt als heel onrechtvaardig. Een paar maanden worstelde ik met God en stond ik voor mijn gevoel voor de keuze of Hem te blijven vertrouwen, maar zonder aardse garanties van bescherming of Hem niet meer te vertrouwen en overgeleverd te zijn aan het toeval en de krachten in deze wereld. Ik koos uiteindelijk dat ik God wilde vertrouwen. Hij is goed al snap ik veel van Zijn wegen met mensen niet.

Veel van die strijd heb ik verwoord in dit gedicht. Ik zag mijzelf als een kind op de schoot van de hemelse Vader zitten (een in onze evangelische kringen veel voorkomend beeld). Ik zat daar en dat duidt op veiligheid. Maar ik was wel boos. Ik zat daar met gebalde vuisten. Zoals een kind soms heel boos kan zijn en dit uit door op de borst (plaats van het hart) te timmeren, zo zag ik mijzelf ook timmeren op Vader's borst (vergeef mij de vermenselijking van God).

Ik ging in die tijd, net zoals tegenwoordig, elke week voor in de prediking. En in een preek gebuik je soms grote woorden. In die periode waren de woorden niet zo groot. Want ik voelde mij heel klein. Ik was bang. Ik had zelf kinderen in de leeftijd van mijn neefje. Wie zegt mij dat er de volgende dag ook niet met hen iets kan gebeuren? Het leven is immers niet maakbaar.

In mijn angst zocht ik verward naar veiligheid en vrede en naar liefde! Want kan God nog steeds een God van liefde zijn als Hij toe kan laten dat jonge kinderen door verstikking sterven? Ik voelde mij zo machteloos in mijn gebeden toen.

Maar ik bad. Ik bad veel. En na de maanden van aanvechting kwam er langzamerhand weer rust in mijn ziel. Ik wilde geloven dat God goed was en te vertrouwen. Zo had ik het altijd geloofd en dat was mij vertrouwd. Dus op diezelfde schoot waar ik eerst erg boos timmerde op Vader's hart, kwam ik uiteindelijk weer tot rust. Ik kon weer leven voor de dood en mijn neefje ontmoeten na de dood en daarin rusten. Vertrouwd.