God wil ons in de vrijheid stellen,
verbreken doen de slavernij.
Ontdaan van banden die ons knellen,
van slagen en van dwingelandij.
Geen vorst,geen koning die zal heersen,
slechts Hij die onze koning is.
Geen aardse macht zal overheersen,
die aan Hem niet gehoorzaam is.


Geen mens mag ooit een mens verdrukken,
hem stellend onder zijn gezag.
Waaronder lijdend Hij moet bukken,
en eisen, zeggen wat niet mag.
Geen mens heeft recht een mens te kwellen,
te kwetsen met zijn tong, zijn woord.
Door elke zweepslag laat vertellen,
te zijn geketend aan zijn koord.


Een leider hoort zijn plaats te weten,
en recht te doen zoals het hoort.
Te handelen naar zijn geweten,
en sprekend het betrouwbaar woord..
God laat geen Farao's regeren,
die slavernij in 't vaandel voert.
En hen die tegen hem zich keren,
met wapenen de monden snoert.


Ook deze tijd kent zulke heren,
wiens macht nog steeds de mens misbruikt.
Die hele volkeren koeieneren,
en van wiens handen 't bloed afdruipt.
Maar God zal dan het tij ook keren,
stoot zulke heersers van hun troon.
Hij zal de volkeren vrijheid leren,
en schenken hun verdiende loon.


Maar ook in menselijke kringen.
waar slavernij gebezigd wordt.
Zal Hij de kleine koning dwingen,
dat slavernij tot vrijheid wordt.
Hij leidt verdrukten door de zee.
gaat voor naar 't land van Zijn belofte.
En aan Zijn hand voert Hij hen mee,
naar 't land van vrijheid, Zijn gelofte.
Justus. A  van Tricht


21 april 2006