Ik zoek de stilte van de stad,
buiten gekrioel van mensen.
Daarboven ziet de toren
de stad beneden zich.
De mensen zijn verloren,
waar vrede zich bevindt.
Ik zoek de stilte in een kerk,
een kerk in deze stad.
Pilaren en gewelven,
een orgel wat nu rust.
En alles lijkt door deze stilte,
een vredesduif die vlucht.
De zon schijnt door de ramen,
gebrandschilderd glas.
Een regenboog van kleuren,
waar hoop vervlogen was.
Mijn voetstappen die klinken,
en Jezus lijkt ver weg.
Ik zoek de vrede in mijn zitten,
mijn zitten in de kerk.
De sereniteit en al het mooie,
het blijft toch mensenwerk.
En wil mijn zoektocht verder gaan,
dan zie ik deze woorden,
geschreven op de  ramen staan.
Want alzo lief had God de wereld,
Hij schonk zijn enigst Kind.
Opdat een ieder die in Hem gelooft
de eeuwige vrede vindt.