De steppe zal bloeien.
De steppe zal lachen en juichen.
De rotsen die staan
vanaf de dagen der schepping,
staan vol water, maar dicht,
de rotsen gaan open.
Het water zal stromen,
het water zal tintelen, stralen,
dorstigen komen en drinken,
de steppe zal drinken.
De steppe zal bloeien.
De steppe zal lachen en juichen.


De ballingen keren.
Zij keren met blinkende schoven.
Die gingen in rouw
tot aan de einde der aarde,
één voor één, en voorgoed,
die keren in stoeten.
Als beken vol water,
als beken vol toesnellend water,
schietend omlaag van de bergen,
als lachen en juichen.
Die zaaiden in tranen,
die keren met lachen en juichen.


De dode zal leven.
De dode zal horen: nu leven.
Ten einde gegaan
en onder stenen bedolven:
dode, dode, sta op,
het licht van de morgen.
Een hand zal ons wenken,
een stem zal ons roepen: Ik open
hemel en aarde en afgrond
en wij zullen horen
en wij zullen opstaan
en lachen en juichen en leven.
Huub Oosterhuis, (muziek: Antoine Oomen)



Nieuw ingezonden gedichten