Laatst stond ik in een kathedraal,
majestueus en machtig.
Ik zag de ramen een voor een,
bekeek ze eens aandachtig.
De heiligen begroetten mij,
door glans en lood omgeven,
totdat een gouden zonnestraal
hun beeltenis liet leven.

Zo zou ik ook graag willen zijn:
mij meer bij God bepalen
en ’n mens zijn die Hem toebehoort,
waar ’t licht doorheen kan stralen,
opdat het anderen verblijdt
als zij er stil naar kijken
en door het glanslicht van God Zelf
op deze beelden lijken.

Al is het maar één zonnestraal
die door mij heen kan schijnen,
waardoor het leed van menigeen
voor even zal verdwijnen.
Al zal ik nimmer heilig zijn,
toch wil God door mij werken
en met het licht dat mij omgeeft
een moede ziel versterken.

Nieuw ingezonden gedichten