Vroeger viel hij al op jongens,
maar dat was toen ongepast.
Dus hij trouwde met een meisje
en hij kwam niet uit de kast.
Ja, er was wel hechte vriendschap,
maar er was geen liefdesband.
Dit was echt niet vol te houden,
dus het huw ‘lijk hield geen stand.

Hij bleef wel dicht bij haar wonen,
voor zijn dochter en zijn zoon.
En hij trouwde met zijn liefde,
in die tijd nog ongewoon.
Iedereen gaf het een plekje,
ook zijn ex-vrouw vond een man.
En ze werden goede vrienden,
dat is mooi toch als dat kan?

Maar soms werd hij uitgescholden,
als hij liep over de straat.
Dit was niet wat hij verwacht had,
zoveel laffe homohaat.
In het huis waar hij ging wonen
toen hij oud werd en dement,
werd hij soms nog uitgescholden
voor ‘een oude vieze vent’.

Hij voelde zich uitgesloten
‘Waaraan heb ik dit verdiend?’
D’ enige die bij hem langs kwam
was zijn hoogbejaarde vriend.
Zijn ex-vrouw en zijn beide kind ‘ren
lazen bij zijn dood de kaart,
waarop stond: ‘God houdt van mensen
ook als j’ anders bent geaard’. 
 

Nieuw ingezonden gedichten