Moeder krijgt een schoonheidsbeurtje,
op haar wangen een fris kleurtje
en ze krijgt een lekker geurtje
en haar haar gaat in de plooi.
Op haar nagels gaat een lakje,
draagt een keurig mantelpakje,
schoenen met bescheiden hakje.
Zuster maakt mijn moeder mooi.

Als ik haar dan straks ga halen,
loopt ze als de zon te stralen
en vertelt ze trots verhalen
over hoe het vroeger was.
Dat ze met vriendinnen speelde
en zich bijna nooit verveelde.
Dat ze ulevellen deelde
met de kind’ ren uit haar klas.

Dan gaan wij een rondje maken
langs bekende modezaken
en ze weet me dan te raken,
als ze toch nog veel herkent.
Moe zegt zij: ‘Ik ben versleten,
kom we gaan gezellig eten’.
Straks is zij dat weer vergeten,
langzaamaan wordt zij dement.

Ze geniet van kleine dingen,
samen shoppen, samen zingen
terend op herinneringen
van een lang vervlogen tijd.
’t Is ontroerend hoe ’t verleden
nu een rol speelt in het heden,
want het maakt haar mild, tevreden
en dat stemt tot dankbaarheid.

Maar de Alzheimer blijft dreigen,
zal vat op haar toekomst krijgen.
Laat herinneringen zwijgen,
in ontluisterend bestaan
‘k Wil dit toekomstbeeld verdringen
‘Kom op moeder, we gaan zingen’.
Ik zie nu nog twinkelingen,
in haar ogen als we gaan.

Nieuw ingezonden gedichten