Getsemane, hof van olijven
waar bomen staan, de eeuwen in hun stam,
waar men de geschiedenis kan schrijven
van Jezus, die daar eens te bidden kwam.
Alleen de bladeren, ze ritselden de woorden,
de takken hieven armen woordenloos omhoog.
Het was of ze de eenzaamheid al hoorden
toen Jezus zich naar de aarde boog.

Getsemane, de mensheid sliep
toen zelfs de bomen waakten in de nacht,
en Jezus in het duister tot God riep
en heel Zijn smart daar bij Hem bracht.
De takken kreunden in hun oude armen,
de bomen zwegen als het graf
toen Jezus bad; 'O Vader heb erbarmen
en neem dit kruis toch van mij af.'

Getsemane, hof met getuigen',
het angstzweet trof hen in het hart.
Zie al die takken die eerbiedig buigen
voor deze mens met zoveel smart.
Toen klonkt het zacht; 'Uw wil geschiedt.
Hier ben ik vader, U zo toegewijd.
Geen mens die mij nu hoort of ziet,
wees toch mijn kracht in deze strijd.'

Getsemane, hof in het duister,
waar bomen enkel de getuigen zijn,
erkennen in hun maker nu Zijn luister
maar ook Zijn droefheid en Zijn pijn.
Zacht ruist het in hun oude kruinen:
Houd moed, de Heer zal overwinnen.
Straks blaast men juichend de bazuinen
en zal de nieuwe dag op deze berg beginnen.

Getsemane, hof van de glorie
waar olie wordt geperst tot heil voor pijn.
Waar Jezus weer komt in victorie
en niemand meer zo eenzaam hoeft te zijn.
De bergen zullen juichen, de bomen springen,
het lijden is voor altijd dan voorbij.
Op de Olijfberg zullen we dan samen zingen:
'Dank U Heer, U deed dit ook voor mij!

Nieuw ingezonden gedichten