Toen ik dwalend in gedachten,
 een dag door Galilea liep,
 zag ik ineens zoveel geslachten,
 die God daarvoor tot aanschijn riep.

 Ik zag veel blijdschap in de morgen,
 van kinderen met gitzwart haar.
 De moeders, altijd druk aan ’t zorgen,
 de mannen hurkend bij elkaar.

 Ik sloot me aan bij die mij riepen,
 hun woorden werden fluistertaal.
 Ze wezen naar hen die daar liepen,
 het leek zo spannend allemaal.

 Ze hadden van die Man vernomen,
 die met zijn vrienden ’t land door trok.
 Het leken hier wel goden zonen,
 en duidelijk kenbaar, reiszak, stok !

 Uit Nazareth  zou Jezus komen,
 Hij, Zoon des mensen, uit David’ s stam.
 Wat de profeten mochten dromen
 kwam uit, heel Israël sprak er van.

 Ik dacht aan Abraham, die een ram nam,
 vervangend offer, altaar van steen…..
 ‘k Sprak Jezus aan, toen Hij nabij kwam,
 Zijn liefde stráálde door mij heen !

 Het is tenslotte een machtig wonder:
 ‘t Verhaal van Jezus, die stierf aan ’t kruis.
 Er is geen tweede zo bijzonder,
 die ons geleidt naar ’t Vaderhuis.

 En wie Zijn roepstem nu mag horen,
 beleeft een ongekende vreugd’ ,
 “Heer Jezus, kom als ooit tevoren,
 zegen de ouderen, trek de jeugd !”

 (Naar Matteüs,  N.B.G.)

Nieuw ingezonden gedichten