Alleen gebleven in het vreemde land,
al wat ze liefhad was haar weggenomen.
Met haar schoondochters nog een band.
Vergaan waren haar zoete dromen.
Ze kan niet blijven, moet nu gaan
naar 't land waar ze eens was geboren.
Waar eens haar wieg ook had gestaan.
Maar nu zo arm en veel verloren.

Zo trekt Naomi naar haar vaderland.
Naar Israël, land van haar leven.
Met Ruth en Orpa aan haar hand;
schoondochters, haar nog gebleven.
Verdriet is metgezel van deze vrouwen,
een band die hen verbonden heeft.
Verenigd in hun pijn en rouwen
om alles wat er niet meer leeft.

Zo gaan ze tot de grens.
Maar Orpa kan die niet passeren.
Ruth in haar liefde heel intens
gaat mee en kiest het pad des Heren.
De toekomst brengt een nieuw gezicht.
Vrede in een geboorte van een kind.
De brenger van het nieuwe licht
in Bethlehem, door velen zo bemind.

Hoe wonderlijk zijn toch Gods wegen.
Soms langs geschiedenissen vol van pijn.
En brengt een buitenlandse zegen.
Ruth mag de moeder van de toekomst zijn.
Blijdschap in Naomi's kleine woning
die uitloopt naar een verre stille nacht.
Waar de geboorte van een koning
ons allen zegen en verlossing bracht.

Ruth-Obed-Isaï- David.

Nieuw ingezonden gedichten