Het Jodenvolk doolt, door Mozes geleid,
jaren rond in woestijn, over rotsgrond,
sluit met de hoogste Heer eeuwig verbond,
bij onvast leven, uit slavernij bevrijd.

Flinke vaders vinden na speurend beleid
schrale broedplaatsen. Daar eet hun vee gezond.
Moeders draaien vlijtig schapenwol rond:
kleden en kleren zijn tot handel bereid.

Ouders verkopen het geweven goed
aan rijke mensen, reizend op kamelen;
vrolijke hartkloppingen geeft die stoet.

Het kind wil zich na het wilde spelen
toeleggen op wat de toekomst uitbroedt,
leert een handwerk, verlangt wijze bevelen.