Het getto brandde.
Joden vielen te pletter
Uit brandende huizen.
Zielen werden verschroeid.

Soldaten sleurden me
Uit de ruïne,
Waar ik me had verstopt.

Ook Jij, Jezus,
Werd ooit meegesleurd.
De dreigende weg
Naar Herodes en Pilatus
Moest Jij gaan.
Allen waren we omringd
Door rechters, ook Jij en ik,
Maar zij steunden ons niet.

De Kerk en de wereld zwegen,
Gehuld in dodelijke stilte.
Wereldlijke noch kerkelijke
Diplomatie durfden openlijk
Jouw taal te spreken.

Een marmeren muur
Van stilzwijgen
Omringde de dood
Van miljoenen mannen,
Vrouwen en kinderen.
De Stilte was onherroepelijk
Medeplichtig.

Doch in het geschreven woord
Van de schrijvers
En de pamfletten van jongeren,
Herken ik de moedige taal
Van Jouw boodschap.
Zij kozen voor hun geweten
En durfden het aan om
Het nazisme te veroordelen.