Een hard gelag is tegengesteld aan hard gelach.
Hard en hart hebben helaas soms veel gemeen.
Gemeen hebben en gemeen doen heeft meestal
(gelukkig maar) weinig met elkaar van doen.

Een wegbereider hoeft geen rijder te zijn:
deze kan ook lopend zijn of haar taak vervullen.
Etiquette en etiketten lijken alleen in klank op elkaar.

De week lacht niet bij weeklacht van bedrukten
(hier slaat bedrukt niet op inkt op papier of stof).
Hetzelfde woord kan meerdere betekenissen hebben.
Een waterfles echter is niet hetzelfde als een fles water.

Wanneer schrijf je “ik wordt?” Never nooit niet.
Waarom toch hebben we al die Engelse termen nodig?
Door onder andere onze ouderen worden ze niet verstaan.
Hoe zit het met de kopjes thee en cupjes d in werkwoorden?
Geen idee, zeggen en schrijven de meesten (of is het tóch meeste)?

“Hun hebben niet minder als” wie ze benijden.
Er zijn geen Márokkanen, al wonen ze te Amsterdám.
 De alom toenemende foutieve beklemtoning beklemt mij.
Verantwoordelijkheid neem je, maar verantwoording leg je af.
Iets dat vóórkomt, uit iets voortkomt, kan je dikwijls niet voorkómen.

Zomaar wat tonen, intonaties, klanken, wanklanken die aantonen
hoe moeilijk melodisch, aangenaam en toch niet geaffecteerd spreken is
voor wie, autochtoon of niet, ons mooi Nederlands een warm hart toedragen.

Hiermee wil ik zeggen: “Zie de vele splinters in eigen oog,
voordat je van mensen uit buitenlanden verwacht, zelfs verlangt,
dat ze “goed zijn” in Nederlands schrijven en praten (oei en foei: spréken).