“Boe,” zei de koe, “wat voel ik me blij.
Ik kuier met volle uier sereen door de wei.
Ik mag etend en herkauwend in alle rust leven
en zelfs geregeld mijn romige, vette melk afgeven.
 
Mijn leven heeft zin en ik ben goed gezond,
maar … waarom in hemelsnaam ben ik zwartbónt?
Geen koe wordt bont genoemd of er zit een vlekje aan.
Op mijn beschermend, stevig vel zie ik overál vlekken staan!
Boe, boe, boe, bónt ben ik,”
loeide klaaglijk de koe.
 
“Boe,” zei de koe, “wat voel ik me blij.
Vol dotters en klaver bloeit vrolijk mijn wei.
Ik heb het zo heerlijk, maar … tóch ben ik kwaad:
ik ben niet vrij in mijn wei, met rondom prikkeldraad!
Boe, boe, boe, gevángen ben ik,”
loeide klaaglijk de koe.
 
“Boe,” zei de koe, “wat voel ik me blij.
met nog járen vóór me, in stal en in wei.
Van varkens, pluimvee weet ik dat de slacht
ze na luttele maanden snel opvetten al wacht,
maar … dat daagt die beesten slechts kórt ervoor.

Ik ben géén dom rund, want ik heb mijn uiteindelijk,
onherroepelijke, pijnlijke en droeve lot al tijdenlang door.

Word ik te oud, mij wacht de dood!
Vermindert mijn melkgift, breek ik een poot,
ofwel komt na moeizame dracht mijn kalf niet af:
dan wacht mij mes, stroom of kogel, zonder graf.*
Boe, boe, boe, ik leef met dóódsverwachting,”
loeide klaaglijk de koe.
 
“Boe, boe, boe,” zei de koe, “waarom voel ik mij niet blij?
Waarom is dit mooie koeienleven geen gelúk voor mij?
Ik heb alles wat ik nodig heb en ook écht van geniet,
maar ... loei het tóch uit van diep, heftig verdriet
over besef, ervaren, van eindigheid en ‘niet’!
 
Mijn angst voor de dood, mijn omheinde wei,
bovendien mijn bonte huid bedrukken mij.
Oh, wat ben ik toch diep ongelukkig
zo vréselijk, intens, békaf moe:
was ik gewoon maar koe!”
loeide de koe narrig en nukkig.
 
“Boe, boe, boe, boe,” huilde de koei …,
maar ... de boer begreep niets van haar klaaglijk geloei.
 
2000
 
koei: dialect in delen van Brabant (NL) en Vlaanderen (BE).
* koosjer of halal en gebruikelijke slacht.

{jcomments on}