Huist er een muis in mijn huis?
Eerder: huizen er muizen in de huizen
van bewoners in dit appartementencomplex?
Al sinds talloze jaren namelijk vind ik af en toe
wat ik lang geleden als muizenkeutels leerde kennen:
voor het eerst gezien, in onze garage, vond ik dat iets geks.

Die zwarte, droge korreltjes leken veel op die roze
op het schoteltje, dat – waarom? – op de vliering stond.
Mijn echtgenoot wist: “Muizenkorrels, gif, door muizenmond
gretig in zich opgenomen, als ware het eten,” wat ik zó zielig vond!
Het roze spul deed ik meteen bij het restafval, het bordje kwam van pas,
want dit kon nog handig wezen, als er zo gauw geen pot voor een plant was.

In de voorraadkast en de buitenmuur boven het serredak
dichtten we gaten, brachten enkele ontbrekende stenen aan
en ik heb de etenswaren in die kast in blikken en potten gedaan.
We vernamen soms geritsel achter de muren en boven het plafond,
terwijl onze poedel ons soms een muis bracht, die ze in de tuin vond,
maar binnen in ons huis zag ik nooit sporen van een voer zoekende muis.

In de flat moeten ergens muizen huizen:
soms zitten, geboeid, de katers van de buren
bij ontluchtingsspleten van mijn woning te gluren.
Op een middag was er ritselend geluid in een hoek,
het werd waargenomen door mij én aanwezig bezoek
dat bleef vragen: “Ga eens kijken wat daar zit te plagen.”

Dat zou zinloos zijn, een dier als een muis
vlucht dan meteen, zonder veel gedruis.
Dit verhaal leidt mij tot de vraag:
“Vormen muizen geen plaag?
Denk dan eerst maar even:
‘leven en laten leven.’ ”

‘Leven en laten leven’, een gezegde dat
je wel het allerliefst meegemaakt had
als je vernam: “Jij bent niet oké.”

Als je vindt dat iemand anders dan jij moet leven,
dan kan je het best het goede voorbeeld geven.