Ook over juni wil ik zingen,
al ontbreekt me ritme en harmonie,
maar beluister de bloemensymfonie;
déze compositie is in wit, paars en geel.

Witte, lila, paarse seringen,
overal berichtjes van madeliefjes,
als kleine snippers van liefdesbriefjes.
Het lievevrouwebedstro in haar tere wit
heeft de sneeuwbalstruik aan zijn grote voet.

Bodembedekker maagdenpalm behoedt
tegen al te felle zon met paarsachtig blauw,
mooi passend bij nog enkele blauwe druifjes,
alsmede bij de kleur van de korenbloemen,
deze spetteren met: “Ik houd van jou.”
Bougainville zag ik, in zacht lila,
paarse, rechtopstaande lissen:
ik kon me niet vergissen.

Tussen de tulpen met bolle kop,
vallen de gele wel het meeste op,
alsook het geel van de gouden regen,
als een regen waar men wél van houdt.
De vrolijk gele boter- en paardenbloemen
als ongewenst onkruid benoemen is goed fout.

Juni, met kortste nacht, langste dag
geeft mij de wens aan ieder mens
dat men deze volop beleven mag,
tegenwicht voor decemberdagen
waarin, rond de eenentwintigste,
over donkere dagen rond kerst,
mensen praten én zelfs klagen.

Verdrietig zijn mag bestaan,
zolang we niet aan bezingen
van al dat mooie, lieve, warme,
in juni zo volop geboden,
achteloos voorbij gaan:
juni is zó van node!

De zomermaand is gewis
wel bezongen om den brode
door dichters en door musici,
door velen zonder winstoogmerk,
maar altijd toch wel ter attentie
op groot seizoensgeschenk,
dat ik elk jaar weer zie.