“Oma, kom je buiten spelen?”
vraagt haar kinderlijke stem.
Je ziet en hoort haar,
ziet en hoort hém,
hij die je ontviel,
te vroeg, altijd
hoe dan ook
te vroeg.

Ja, je wilt wel in de wei
boter-, pinksterbloemen
met haar gaan plukken,
maar het wil met bukken
niet goed meer lukken,
als met zoveel niet,
de laatste tijd.

Je doet je best, schuifelt
door de gang naar buiten,
naar de huppelende,
vrolijke kleine meid.

Pas op …
drempel, stoepje,
weer pas op de plaats,
door duizeling bevangen.

Dan, een antwoord gelijk
op niet verwoord verlangen:
het kind komt terug op een draf,
in haar knuistje paardenbloemen 
en fluistert stil: “Voor op opa’s graf!”

mei 2011