Mijn Hemelse Gastheer
vroeg mij op 't diner,
ik zat aan Zijn tafel
alleen wij met z'n twee.

Hij vroeg mij met liefde:
"hoe gaat het met jou?"
Ik voelde Zijn warmte,
genade en trouw.

Ik keek naar Zijn handen,
zij braken het brood,
Hij sprak mij van 't leven
door lijden en dood.

De wijn op de tafel
zo fonkelend rood:
"Mijn bloed" zo sprak Hij,
"redt van zonde en dood".

Hij gaf mij van beide,
het brood gaf mij kracht
en de wijn in het glas
is Zijn grensloze macht.

De uren verstreken,
mijn Gastheer sprak door
en om onze tafel
een engelen koor!

Zijn liefde is zoeter,
ja, zoeter dan wijn,
het brood is Zijn leven
en van Hem wil ik zijn!

l