Pesach feest, dag van gedenken,
van uittocht naar het nieuwe leven.
De wijn om viermaal uit te schenken,
het brood staat klaar om door te geven.
De kaars is voor hen aangestoken,
het licht, een teken van ons hopen.
Straks wordt het brood gebroken
om in het bitter kruid te dopen.

De zoute tranen blijven stromen,
maar zie, de nieuwe vrucht, hij wacht.
We mogen tot bevrijding komen
die zich voltrekt in deze nacht.
Het laatste loflied wordt gezongen:
'Gods goedertierenheid in eeuwigheid.'
De discipelen zijn nog niet doorgedrongen
van zicht op keerpunt in de tijd.

Het loflied van Gods trouw blijft klinken,
al is de weg soms smal en zwaar.
En alle hoop voor ieder weg zal zinken
door 't lam, geslacht op het altaar.
Dan, na het feest en bange nacht,
de weg tot 't einde toe gegaan,
klinkt daar de stem: 'Het is volbracht.'
Er breekt een nieuwe morgen aan.