Veertig dagen viel de regen,
deed de aarde overstromen,
deed bergen verdwijnen,
maar God behoedde Noach en de zijnen. 

Veertig dagen en veertig nachten
was Mozes toen dicht bij God,
hij at geen brood, dronk geen water,
hij schreef Gods Woorden op voor later. 

Veertig lange jaren in de woestijn
zwierf het volk van Israël,
om te leren en te verstaan
wat God voor hen had gedaan. 

Veertig jaren koningschap
van David, kind van God,
dicht bij, dan weer ver weg van Hem,
een telg uit het kleine Bethlehem. 

Veertig dagen en veertig nachten,
eenzaam in de lege woestijn,
doorstond Hij al het mogelijke kwaad
Jezus Christus, die nimmer God verlaat. 

Nu voor ons de veertigdagentijd,
slechts even stil staan bij al dat leed,
is dat het enige wat ons lukt,
als we zien wat Jezus voor ons deed?