Honderd schapen gingen in hun stal,
de herder telde ze naarstig allemaal
maar owee, een schaapje ontbrak.
hoe kon zoiets bestaan,
hoe kon een schaapje verloren gaan?
De Herder liet de 99 heel alleen
ging meteen
achter het verlorene aan
Het arme schaap was angstig
in een diepe put gekropen
en zat daar
heel alleen,
totaal gebroken,
hongerig en besmeurd
schichtig ineen gedoken
De Goede Herder tilde met behendigheid
het gekwetste schaapje uit zijn narigheid.
Ondanks de modder op zijn vacht
droeg Hij het liefdevol,
zonder morren of verwijten
naar Zijn schapenstal.
Daar vlijde het schaapje,
geborgen in Zijn zaligheid,
zich rustig neer.
nooit, nee nooit
verlaat het nog zijn Heer.

Dat schaapje was ik

UIt psalm 28
De Heer is mijn sterkte, mijn schild.
Op Hem is mijn diepste vertrouwen.

Januari 1982