Gij doorwondt mijn hart,
liefdessmart kleurt het vruchtwater,
water en wijn worden een.
Gij zet een muur voor mijne tegenstanders,
omgord met druivenranken.
Zorgzaam bevloeit Gij Uw tuin
waar granaatappelen groeien,
een zoete bloesem geurt,
Uwe leliën mij omringen.

De boom die gebroken stierf,
bloeide weer gevoed door minne,
werd mij tot Heilig Kruis.
Mijn broeder zieleridder hief mij op,
gaf mij de moed te kussen Uwe mond,
mijn lippen brandden van verlangen.

Uw Goddelijk mededogen zag mij,
schonk mij een sluier als de dageraad.
Stralend opent Gij mijn nieuwe ogen,
mijn hart bezingt de Beminde.

Bitterzoet is Uwe liefde,
verlangend zie ik naar U uit,
tooi mij, teder, als een bruid.
Bernardus