Jij, meisje, stond daar als een van de velen
die woordeloos op warme soep wachtten.
Je behoorde tot de Roma, de verachten,
je kende geen zorgeloos buiten spelen.
 
Andere kinderen drongen met kommen naar voren.
Jij werd niet verzorgd, dat bleek wel uit je blote voeten
in slippers op koude sneeuw, niemand wilde ervoor boeten.
Jij stond te kijken, vast vrezend voor bekende harde woorden.
 
Toen iedereen voorzien was van een voedzame warme maaltijd
keek de man die deze verstrekt had verbijsterd om zich heen:
hij had je uit zijn ooghoeken opgemerkt, maar was je kwijt.
 
Hij ging onder de Roma naar je informeren: je bleek alleen,
je was een weeskind, maar niemand kende jouw aanwezigheid.
“Lief meisje zonder naam, ga met God,” ík klaag al steen en been.
 
Sonnet n.a.v. gelijknamig lied en indringende foto die niet van mijn netvlies verdween sinds ontvangst ervan in 2013.