Heer, wat is U weinig rechtgedaan
Tijdens Uw korte aards bestaan.
De glimlach van het kind,
Door God en ouders teer bemind,
Moet al vroeg toen zijn verdwenen.
Maakte plaats voor bitter wenen,
 
Bij het zien van 't menselijke lijden.
U was geroepen te bevrijden
Van ziekte, dood en zonde,
Heling van de zwaar gewonde
Zielen die in nood verkeren,
Door hun van Uw heil te leren.
 
U hebt gedaan steeds wat U kon
En was voor iedereen de bron
Van liefde, vrede en verdraagzaamheid,
Alle vijandschap en spot ten spijt.
Ondank bleek ook hier des werelds loon
Voor U, uit God geboren Zoon.
 
Uw erfenis werd heil voor duizendtallen,
Die niet meer in het oordeel vallen,
Omdat zij hart en ziel hebben gegeven,
In ruil voor zalig, eeuwig leven,
In het huis waar U hen opwacht
En stralend hun weer toelacht.