Een scheepje onder Jezus’ hoede
voer net als alle and’re dagen
de haven uit, God opgedragen
hun tocht geleid door de Algoede.

Hopend op een goede vangst
zonder angst en zonder vrees.
Zo vaak de zee al op geweest;
een zeeman maak je niet snel bang.

Hij had je vast gedag gezegd
degenen die hem dierbaar waren
en zou op zee de klus gaan klaren.
Als Urker in de wieg gelegd

voor een leven als vanouds
van Godsvertrouwen en de zee
dat krijg je in je vezels mee
die drang, die niemand tegenhoudt.

En dan, dan komt dat noodbericht
de tijding tussen hoop en vrees..
Die wond, die nooit, nee nooit geneest
hij bleef op zee, zijn boek was dicht.

Dan moet je dwars door je verdriet
door zoveel pijn en duisternis
weten, dat hij geborgen is
dat God, zijn Heer hem niet verliet.

En als je aan de kade staat
dan weet je, in elk zuchtje wind
dat hij bij God is, jullie kind
en dat de Heer met jullie gaat.