Wij mensen kunnen meer en meer,
we zijn ontzettend knap,
dankzij de ontwikkeling
van onze wetenschap.
Het dient het menselijk gemak
bestemd voor allemaal
Waar onze ouders ploeterden
gaan wij nu digitaal.

Kolen scheppen, schillenboer
het havermout ontbijt
de wastobbe, de zinken teil
het is verleden tijd.
Toch denk ik soms met weemoed aan
de tram met zijn balkon,
het touwtje uit de brievenbus,
omdat dat toen nog kon.

De wereld was te overzien
God was een zekerheid
Maar met de nieuwe levensstijl
raakt God zijn plekje kwijt.
De mensen zeggen meestal nu
‘Er zal best wel iets zijn’
De grote twijfel overheerst
en God verliest terrein.

En als je het aan mij nu vraagt
dan heb ik geen idee
Ik ben een kind van deze tijd,
dus twijfel ik ook mee.
Maar soms, heel soms praat ik met God
dan heb ik meestal nood
En dan besef ik werk’lijk pas
God is nog lang niet dood.