Word je tot geloof gedwongen,
als een dogma, als een plicht.
Wordt een mening opgedrongen,
die ver van de jouwe ligt.
Als er anderen vertellen,
hoe het hoort en hoe het moet.
Als geloof begint te knellen,
en iets in jou knakt voorgoed.

Als geloof jouw ‘zijn’ veroordeeld
en aan jou geen ruimte laat.
Als die angst altijd maar door speelt,
word je ‘zonde ‘ aangepraat.
Laat ’t geloof dan toch niet vallen,
want weet: liefde overwint.
Dat geloof is voor ons allen,
iets dat bij jezelf begint.

Want geloof moet niet beklemmen,
het verdraagt geen zielenpijn.
Geloof hoort tot vreugd te stemmen,
waarbij jij jezelf mag zijn.
Het geloven mag in vrijheid.
Dat is een verworvenheid,
die beleeft wordt in de blijheid
en in Gods geborgenheid.